Trampolinespringen is een bijzonder spectaculaire sport om te zien. Er gebeurt van alles tegelijk. En dat is nu net het probleem voor leken. Want wat gebeurt er nu allemaal precies en wat betekent dat allemaal? Dit stukje is dan ook bedoeld voor leken. We leggen de belangrijkste regels even uit, zodat u van trampolinespringen kunt genieten en ook nog weet wat er gebeurt.
Een trampolinewedstrijd bestaat uit 3 oefeningen, 1 oefening met verplichte sprongfiguren en 2 oefeningen die de springer helemaal zelf mag samenstellen. Iedere oefening bestaat dan weer uit 10 sprongfiguren. Een springer begint met een aantal rechtstandige sprongen om hoogte te krijgen. daarna volgen 10 sprongfiguren
met elk een combinatie aan draaien en salto’s. Let op: ook buik- en ruglandingen tellen als sprong. Bij de beste springers zult u voornamelijk dubbele salto’s te zien, gecombineerd met allerlei schroeven. En dat op een oppervlak van zo’n 2×4 meter.
De truc is om zo netjes mogelijk te springen, met zo weinig mogelijk uitvoeringsfouten. Oftewel tenen strekken, goed spannen, rechte benen, en goed in het midden springen. Dat levert veel punten op. Daarnaast is het belangrijk om zo veel mogelijk salto’s te combineren met verschillende schroeven op verschillende momenten. Zo kunnen 2 salto’s met 1 schroef op verschillende manieren gesprongen worden. Bijvoorbeeld met ½ schroef aan het begin en een ½ schroef aan het einde, of met een hele schroef in de 2e salto. Die twee sprongen vereisen een heel verschillende techniek en zien er dan ook heel anders uit. Vandaar dat de jury ze dan ook rekent als 2 verschillende sprongen.
Als de springer een heel moeilijk sprongfiguur gaat uitvoeren komt het wel voor dat de trainer een matje op de rand neerlegt. Als er dan iets dreigt mis te gaan kan de trainer het matje op de trampoline schuiven om zo een eventuele val van de springer te breken. Gaat er wat mis, de springer mist bijvoorbeeld een vering of komt op de rand terecht, dan is de oefening gelijk afgelopen. Niks overnieuw beginnen of verdergaan, zoals dat bijvoorbeeld bij turnen wel mag, gewoon over en uit. Balen dus.
Is de springer dan -al dan niet met een volledige oefening- klaar met springen, dan begint de jury met het bepalen van het cijfer. Er zijn 5 juryleden die beoordelen hoe netjes een springer gesprongen heeft, en bij de Flower Cup zijn er twee juryleden die de moeilijkheid van de oefening bepalen. Die moeilijkheid wordt berekend aan de hand van het aantal lengte- en breedte-as draaien. Als vuistregel kun je zeggen dat een 360 graden draai om de breedte-as, oftewel 1 volledige salto, ongeveer een halve punt aan moeilijkheid oplevert, en een hele draai om de lengte-as 0,2 punten. Er zijn springers op de Flower Cup die meer dan 14 punten moeilijkheid springen, en dat in 10 sprongen. Reken maar uit hoeveel draaien die maken, je zou er duizelig van worden. De netheid wordt beoordeeld op een schaal van 1 tot 10 (maximaal 1 punt per sprong). Je hebt dan 5 cijfers. Het hoogste en laagste cijfer valt af, de andere 3 worden bij elkaar opgeteld. Daarbij dan weer het moeilijkheidscijfer optellen en je hebt het cijfer dat de springer uiteindelijk krijgt.
De Finale (de derde oefening eigenlijk) wordt alleen gesprongen door de beste 10 springers per klasse. In de finale beginnen de springers weer met 0 punten. Op die manier wordt het een spannende finale, waarin alles op alles gezet moet worden.
Hopelijk heeft u zo een beetje een duidelijker beeld van wat er daar allemaal op die trampoline. Waarom sommige dingen gebeuren en wat ze voor consequenties ze hebben. Tot zover het technische gedeelte. We raden u aan om nu vooral te gaan genieten, want dat is toch eigenlijk waarvoor u komt. Heel erg veel plezier gewenst en we hopen dat het een spectaculaire en spannende wedstrijd wordt.